Sebilj Brunnen in Baščaršija |
Op p.232 van hoofdstuk elf van Grand Hotel Europa van Ilja Leonard Pfeiffer, 'Vleesetende vissen', lees ik:
‘Mensen die zich erop
laten voorstaan dat ze graag veel en ver reizen zijn hedonistische escapisten.
Ze zijn op de vlucht voor zichzelf, hoewel ze altijd zullen zeggen dat reizen
hen met zichzelf confronteert. En hoewel ze altijd zullen beweren dat ze dank
zij hun reizen met interessante medemensen in contact komen, is hun vlucht op
henzelf berokken en egoïstisch. Ze vinden hun eigen sensatie van vrijheid
belangrijker dan leven in verbondenheid met hun naasten in hun omgeving.’
Ilja is niet mals in zijn kritiek betreffende reizen en zeker
veroordeelt hij het toerisme. Nochtans geeft hij toe dat hij een precaire vorm van toerisme in Genua
heeft bevorderd door het schrijven van La Superba. Ook zijn bezoek aan
Skopje in 'Stad van duizend standbeelden', beschrijft hij op intrigerende wijze.
De stelling van Ilja roept wellicht controverse op. Maar ik besef volkomen dat sommige mensen niet het geld of
de gelegenheid hebben om te reizen.
Ach, bij het lezen van hoofdstuk elf herinnerde ik mij plots mijn eigen reis, jaren en jaren geleden, niet naar Macedonië, maar naar Sarajevo. Ik was toen een twintiger en vond de trip bijzonder exotisch.
grand hotel van de hoogten
(titel ontleend aan Ilja Leonard Pfeijffers knappe roman Grand Hotel
Europa
en De Woeste Hoogten van Emily Brontë)
en De Woeste Hoogten van Emily Brontë)
we reisden met de trein naar
sarajevo
van gare de lyon in parijs naar triëste centrale.
uren zaten we in de trein, dommelden in,
werden wakker in een vreemde wereld.
overnachtten bij een verzamelaar van opwind-
grammofoons. kamer met bloemetjesbehang.
gloedend heet de illy caffè, berlijnse bollen
bij het ontbijt. we spoorden naar ljubljana.
beklommen heuvels, een slingerend steil
pad naar boven, logeerden
in een luxe-hotel.
grand hotel van de hoogten, zei je.
in sarajevo sneeuwde het, een wonder.
nochtans was het reeds lente, in mei.
grand hotel van de hoogten, zei je.
in sarajevo sneeuwde het, een wonder.
nochtans was het reeds lente, in mei.
ragfijn scheen de zon op het dromerige
plein van de duiven, de ottomaanse fontein,
de slanke minaret. in zadar hoorden we
het voortdurend klepperen van teenslippers
op oude romeinse plaveien. de liefde, ja,
de liefde: bloedstollend, woest en stomend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten