Droom nummer 1
Lichtjes
Hij
wou sigaretten, ik ging op zoek. Ik droeg een lang doorschijnend gewaad. Witte
tule. Benedenwaarts zag ik de rondingen van mijn benen, van mijn buik en -
plotseling, omgekeerd- van mijn billen. Van mijn verdomd rozige billen.
Hij
had alleen maar heel verwonderd aan mijn korte mouw gevoeld, de stof gestreeld
tussen duim en wijsvinger.
Ik
vroeg, ik bedelde, ik eiste sigaretten. Ik vroeg sigaretten aan iedereen. Aan
de barman, aan de klanten. Een man in de gelagzaal wou mij wel helpen. Ik zei
dat hij sigaretten nodig had om te kunnen schilderen. De man vroeg of
hij me eerst een gedicht mocht dicteren. Ik schreef nauwgezet de regels op
gekreukt bruin pakpapier.
Ongeduldig
liep ik het huis binnen, zocht koortsachtig naar… wist het niet meer, wist het niet meer). Ik
draaide, ik tolde, ik probeerde alle lichtjes uit te doven. Maar telkens
opnieuw floepte ergens een lichtje aan. Schemerlichtjes, tulplichtjes,
neonlichtjes, petroleumlichtjes, nachtlichtjes, lusters: om de beurt gingen zij
aan en uit, aan en uit.
Radeloos
probeerde ik de knopjes te vinden. Ik wou hier weg, ik wou hier weg.
Vrijdag,
4 april 1994
Droom nummer 2
Platgetrapt
Het was een klein naakt diertje, een pasgeboren poesje,
een onbehaarde kleine rat, een spartelende babykikker. Het wou steeds maar
ontsnappen.
Een vrouw had het wezentje in een wollen pantoffel
verborgen. In een pantoffel, in een
plastieken zakje.
Ik wou even kijken. Zodra ik de zachte schuilplaats aanraakte,
bewoog het diertje radeloos heen en weer in de doorzichtige huls.
‘Er zitten gaten in de plastieken zak,’ riep ik
paniekerig. Doch de ramp was al geschied: het wezentje was weg!
We zochten op de binnenkoer, tussen de kiezels. Het ding
kon niet ver weg zijn.
De vrouw slaakte een gil: daar lag het, helemaal
platgetrapt. Net een kwal of een reuzenspin of een octopusje.
‘Jammer,’ zei ze.
Ik vroeg wie dit gedaan had. ‘Ach,’ zei ze, ‘ikzelf, met
mijn klompen!’
Ik keek naar onze schoenen: vreemd, zij had platte zwarte
schoenen aan, ik droeg klompen.
We liepen verder.
De vrouw was mijn moeder.
Moeder, o moeder.
Zaterdag, 9 april 1994
Droom nummer 3
Slagerswinkel
De muren bekleed met groene tegels.
Dit was vroeger een slagerswinkel, dacht ik.
Woonde ik hier nu of hield ik me schuil?
De houten bank was oud en kapot.
Verder: glazen kasten met stalen omlijsting.
Wat had men hier tentoongesteld? Rauw lillend vlees?
Afgehakte runds- en schapenkoppen? Embryo’s in bokalen?
In de tuin lag een uitgebreide garderobe te drogen in de
zon, op een afdakje van grauwe leisteen.
Ik vroeg me verwonderd af hoe dit kon.
De schuit vertrok met een schok. Hij (de minnaar) viel in
het water en zij (de geliefde) ontsnapte.
Een tweede maal (cut, cut) gebeurde net hetzelfde. Maar
dit keer zwom hij
(de blonde, lenige vogelman)als een haai achter haar aan.
Zij (de wrede, bloeddorstige heks, de moordenares, de
vrouwelijke psycho
Met kortgeknipte blonde haren) werd gevat en afgestraft.
Nadien drumden de mensen (de zachte, brave, doorvoede,
dikbuikige, bierdrinkende meute) triomfantelijk om mij heen.
De kleren in de tuin werden opgevouwen en weggelegd.
10 april 1994
Aangepast 10/06/01 9:07:24
Droom nummer 4
In front of the mirror
Mijn haren, grijsglanzend zilver.
Ze groeiden en groeiden. Kwamen rechtop te staan, als de
veren van een woedende vogel, als een pauwenstaart, als de prachtige oude manen
van een prachtige oude leeuw.
Plots gestommel op de trap. Mijn oude moeder, reeds ziek
en ellendig, in nachtpon en bruine wollen omslagdoek. Ze sukkelde de trap af.
Grijze ambiance, roze aura’s.
Blijkbaar kwam ze me helpen.
Toch werd ik overrompeld door een panische angst.
Ik zag mezelf, als in een spiegel.
Ashes to ashes, dust to dust.
Donderdag 28 april 1994
16-6-01 13:55
Droom nummer 5
Marylin
De slungel.
Ik keek naar zijn nog heel jonge, slanke lichaam.
Hij was blijkbaar van plan zich in zijn groei naar
volwassenheid door alle denkbare perversiteiten heen te werken.
Daarom betrapte ik hem toen hij gedoogde dat mannen hem
streelden over zijn wangen en schouders. Zij liefkoosden hem.
In het bed lag een man triomfantelijk naast Marylin.
Zij had een wit gezicht met knalrood geverfde lippen en
genotsvolle grimas.
Naast hen lag een blanke baby, maar ook een snoezige,
chocoladekleurige zwarte baby.
Of was dit gewoon maar een foto?
1 mei 1994
Aangepast 17-6-01 12:00:56
Droom nummer 6
Seringen
Het was een leuk huis.
Het leukst vond ik de glazen deuren,
die openden op een reusachtige,
verwilderde tuin.
Takken, zwaar van seringen,
tikten geheimzinnig
tegen het raam.
29 april 1994
Aangepast 17-6-01 20:50:01
Droom nummer 7
Pillow-book
Veel te intens naar de erotische prenten
in het ‘Pillow-book’ gekeken.
Ik droomde dat hij me van achteren nam.
Het liep technisch verrukkelijk,
gesmeerd.
Om zeven uur in de ochtend werd ik wakker.
Mijn hart klopte in mijn stuit.
8 mei 1994
Aangepast 5-7-01 5:42
Droom nummer 8
Poppenschoentje
Samen met André kocht ik
in het speelgoedwinkeltje een puzzel.
Ik paste de stukjes in elkaar:
zo maakte ik de schoenen en laarzen volledig.
André hielp me geduldig en vriendelijk.
We zaten in een gezellig café te puzzelen,
Toen Leen binnenkwam.
Ik zat daar plotseling
met een piepklein poppenschoentje
in mijn hand.
Toen ik later André zocht,
Was hij verdwenen.
23 mei 1994
Aangepast 5-7-01 6:01 en 5-7-01 5:54
Droom nummer 9
Domweg gelukkig
Faye Dunaway in Laura’s Eyes;
een van de mooiste liefdesscènes ooit op film gezien.
Zo was het vannacht.
Ik voelde me domweg gelukkig.
Het zacht golven en dreinen van de lucht voelen.
Me licht voelen als een veder.
Muziek horen als kwamen de klanken van heel diep en van
heel ver,
met bronstige blauwe tonen en klanken als van zilver.
(uit: Anaïs, Anaïs, dagboek 4)
13 juni 1994
Aangepast 6-7-01 8:12
Droom nummer 10
Rik
Rik was zichzelf en zijn vader.
Hij zat met zijn kinderen op de achterbank
van een open wagen (een jeep?)
Als een kemphaan staarde hij naar zijn evenbeeld,
dat naar hem toegedraaid zat op de voorste plaats.
Het was een jeep met vele rijen zetels.
Rik had lang haar,
zijn vader (zijn twee druppels water evenbeeld)
had korter haar.
Zij keken loerend naar mekaar,
taxeerden elkaar,
observeerden nauwkeurig
elke beweging van de andere.
11 augustus 1994
Aangepast 6-7-01 8:22
Droom nummer 11
Droom nummer 11
Zigzaggen
Het gevaar -een bliksemsnel zoemende
rechthoekige metalen doos,
zigzaggend
over de wegen.
Ik verstopte me in een gat in de grond.
Trechter met geplisseerde wanden,
langgerekte Chinese lampion
naar het binnenste der aarde.
Liet me naar beneden zakken.
Rulle grond, bladeren en takken in ontbinding,
slijkzwammen, regenwormen.
Zachte heerlijke deken,
schuiloord voor eeuwen
Droom nummer 12
Groen slangetje
Ik genoot van de verrukkelijke aandacht van eenoog.
Ook waren er
een hele reeks dromerige jongemannen
met een warrige bos krulharen.
Toen ik plotseling ontdekte
dat een vreemd ding
uit mijn vagina groeide.
Het was een klein groen plastieken slangetje,
en ik moest hiermee neuken, neuken.
Januari 1995
Aangepast 8-7-01 6:27
Droom nummer 13
Bobslee
Ik plooide haar frêle,
puntig eindigend lijfje in de rolstoel,
haar ogen gesloten.
Er was ergens een wondje, wat bloed
Ik klemde me vast aan de zijkant.
daar gingen we, zigzaggend door de nauwe gang
met steil wegvliedende wanden.
Bobslee, wielrenners in een stadion.
Toen kwamen we aan de badkamers.
Waren ze weer te nauw,
zocht ik urenlang naar het stukje Chinese zeep,
moest ik me wassen in het openbaar?
Droom nummer 14
Ukkepukje
N. was nog een ukkepuk.
Ik tilde haar op.
Zij omstrengelde mijn rechterheup
met haar beentjes.
Maar toen kwam haar broertje:
zelfde kleuterlichaampje,
maar blond, blond, blond.
Een jongetje.
Ook hem tilde ik op.
Zijn beentjes omstrengelden de beentjes van N.
Ik droeg een rijke vracht, een weelde
in mijn armen.
Ik schonk mijn kinderen aan mijn moeder,
plots was zij ook daar.
Ik nam haar gelaat in beide handen,
Voelde haar zachte rimpelige huid,
Zocht zelfs naar de weerstand van wat baardhaartjes.
Toen was alles weg.
9 februari 1995
Aangepast 9-7-01 9:04
Droom nummer 15
Kom in mij
Ik opende me, ik opende me.
Ik lag rugwaarts,
knieën opgetrokken,
benen gespreid.
Ik zag duidelijk de v-vorm van mijn dijen,
met aan de punt beneden
mijn hellevuur.
Het blauw van de hemel,
de dreinende krampachtige begeerte
naar aanraking, naar indringen.
Raak me aan,
streel me, balsem me,
kneed weg die pijn.
Kom in mij, kom, kom in mij.
Ik herinner me niet meer
of zijn handen me bereikten.
In de schemerzone tussen
slapen en ontwaken
bleef ik alleen maar verlangen, verlangen.
Het handelen verdween in mist,
vaag kringelende grimassen van lucht en lichaam.
Daar kwam het ontwaken,
de onvoldaanheid,
het onechte echte leven.
De realiteit.
8 april 1995
Aangepast 10-7-01 18:2
Droom nummer 16
Kraaien
Het platteland.
Een grote weg, een baan, akkers en boerderijen.
De lucht, de lucht.
Een reuzekastanjelaar.
De bovenste bladeren zijn wel één meter breed,
dacht ik.
Ze bewogen heen en weer in de wind.
De hele boom begon te bewegen.
Een metamorphose.
De bladeren van de wilde kastanjelaar
veranderden in vogels met gespreide vleugels.
Zwarte vogels met gele bek.
Kraaien, dacht ik, kraaien.
Ze daalden neer, in twee formaties op het land,
langs weerszijden van de baan.
Ik durfde niet verder, niet voorbij die vogels.
Een fietser durfde het wel.
Leuk dat we hier wonen, dacht ik bij mezelf.
Boerderijen, niets dan boerderijen.
Gezonde lucht, eieren en boter
direkt van bij de boer.
29 mei 1995
Aangepast 12-7-01 18:52
Droom nummer 17
Intens
Ik stopte de kleine lijkjes
met grote volwaardig volwassen hoofden
in kartonnen dozen.
Hoe intens en vol schaamte hun glimlach,
hun grimas.
De
doden.
(1994-1995, bewerkt op 26 mei 2001)
Droom nummer 18
De Scyten
Zo eerden de Scyten hun gedode vijanden:
Ze hesen de lijken bovenop de paarden(lijken).
Met kruislings aan elkaar gesjorde houten staken
hielden ze de kadavers,
in vol oorlogsornaat, stijf rechtop.
Tot ze weken, maanden later in elkaar stuikten,
in een vergevorderde staat van ontbinding.
Zo vergingen ze tot knekels en stof.
Ook een dode zwarte vogel was in mijn droom
op die manier opgetuigd.
Hij was voor een spiegel geplaatst,
zo werd het kadaver nog eens weerkaatst.
Beneden, aan de voet van de stokken, een put.
Aan de rand van die put vond ik
een beurs boordevol geld.
Geld, riep ik, geld!
Droom nummer 19
Vogel
Een vogel, zenuwachtig fladderend,
Wou met zijn spitse snavel
Mijn vagina binnendringen.
Ik huilde van weerzin
& angst.
juli 1995
Aangepast 15-7-01 10:5
Droom nummer 20
Drie vreemde dromen in 1 nacht.
1.
Ik lag samen met mijn moeder in bed.
Zij klemde baby N. bovenop haar borst.
Verrukt.
N. had nog samengebalde krulvuistjes,
garnalenvingertjes.
Rozig, met smoezelige nageltjes.
Ze sliep.
2.
Ik vrijde met X.
De ganse nacht proefde ik zijn
sperma in mijn mond.
Er lag echter een andere man tussen ons.
Om X. te bereiken moest ik over die man zijn lichaam
leunen.
Ik voelde mijn huid op zijn huid, mijn buik op zijn buik.
En toch heb ik je niet gehad,
Zei hij achteraf.
3.
Een
lichaam bloedde,
maar
wij wisten niet waar de wonde zat.
Overal
verschenen rode vlekken.
Het
lichaam lekte als een zeef.
We
vingen het bloed op in flessen,
in
plastieken kruiken, in karaffen.
Ook
uit de kraan aan de muur vloeide bloed.
De
man liep weer rechtop.
Het
was die dikke man van Roseanne.
Hij
droeg een verband.
Het was een gevaarlijk moment voor hem geweest,
want hij was eigenlijk zwanger.
Plotseling veranderde al dat bloed
In een dikke, kalkwitte brij.
Februari ’96
Droom nummer 21
De derde vrouw
Zij was er, de moeder.
Zij stelde me gerust, troostte me,
gaf me goede raad.
Voor de spiegel, de ouderwetse spiegel
met links en rechts een klapluik
om jezelf in profiel te kunnen zien.
Vóór de spiegel van het antieke dressoir
met bruin gemarmerd blad
drapeerde ik sjerpen en sjaals
rond mijn hals, rond mijn schouders.
Een geribbelde roodbeige handgebreide sjerp
was mijn favoriet.
Er was ook een sjaal
waarvan de structuur, het textiel
telkens van uitzicht veranderde.
Er was de prachtige wollen doek van Scapa.
Ik liep gekleed
in mijn oude oranje plastic regenjas.
We gingen de derde vrouw
opwachten aan het station.
De dochter, mijn dochter.
Zou ze er zijn?
Plotseling de deurbel.
Zij stonden daar, met pak en zak beladen.
Een gezin, mannen.
Wat moesten zij?
7 april 1998
Aangepast 20-7-01 8:12
Droom nummer 22
Zadar
Wat ik in jouw verhaal goedvind?
Het koele grijs.
Het plechtige van carnaval.
De lente.
Een nieuw geel kevertje, witte trombones.
De afstand, de vereenzaming.
Zadar.
Stemmen op de Romeinse markt.
Geklater, geklets buiten.
Wij in de kamer: goede seks.
De verte, het blauw van de zee, Griekenland.
Yorgos Seferis altijd goed.
Als nu.
14/ 3/ 99
Aangepast 26-7-01 8:43
Droom nummer 23
Lente
De dromen, zij zijn teruggekeerd.
Misschien omdat.
Geen sedinal.
De periode voorbij,
de grijze, grauwe, immer zachte winter.
Of geld. Gerustheid.
Jij die weggaat.
Het doorknippen,
het grote gat in de moederschoot.
Je moet niet artistiek leven, zei Jan.
Je moet gewoon leven
en al het artistieke
in je gedichten proberen
tot uitdrukking
te brengen.
21 maart 2000
Aangepast 29-7-01 9:06
Droom nummer 24
Tiger, tiger, tiger
Wo II. Kamikazekreet.
Een paar nachten geleden gedroomd
dat een reusachtige, gele tijger
naast me in bed kwam liggen.
Ik voelde zijn klauwen,
zijn grote vege lijf,
zijn pels tegen alle raakpunten
van mijn rug aanschurken.
Stijf en stram van angst
werd ik met een schokje wakker.
De sneeuwwitte ruimte
waarin ik vrij kon wentelen,
heerlijk.
29-7-01 9:14
Droom nummer 25
Een warme jongen
Ik had eindelijk weer een minnaar.
Jong, niet al te groot van gestalte,
kortgeknipt bruin haar.
Een warme jongen.
Ik bedroog al mijn mannen met hem.
Hij was een prima samenzweerder.
Langzaamaan werd ik me bewust van mijn outfit.
Lilaroze van kleur,
vooraan open met een strikje op mijjn naakte buik.
Plotseling had ik onder mijn tuniek
een bordeauxrode shirt.
De mouwrandjes en de hals streepten
mooi af.
Ik was net een computerpop.
Ook mijn benen waren vol kleurige design:
ik droeg paarse stilleto’s,
mijn panty’s waren wit en zwart.
De buitenzijde van mijn benen zwart,
de binnenhelft rozewit.
Zo trippelde ik over de speelplaats.
Tatiana Perez Gonzales
wachtte me op aan de deur
met een verrukte grimas.
9 september 2001
Aangepast 29-7-01 9:29
Droom nummer 26
Groundhogday
Een sneeuwlandschap. Een smerige modderige
weg die rechts naar de horizon draait (herinnering aan de film Groundhogday
waar ik gisteren een tijdje heb zitten naar kijken).
Op de weg een moeder die de hand van haar
dochtertje loslaat. Ze laat haar kind alleen achter.
Ik natuurlijk heel vlug erbij om het ronde
kind te recupereren.
Ik leidde het aan mijn hand mee naar huis (Wim Duisenberg omringd door kleine
jongetjes. Aan de hand van een van de jongetjes wordt hij de zaal binnengeleid
waar hij zijn overzichtstoespraak zal houden over de invloeden van de euro op
de inflatie) en stopte het in bed.
In de straat waar ik woonde stond voor elke
deur een ouderwets stalen bed. Mijn bed herkende ik aan het roze bedovertrek
met de strokenvolant. Herinner mij niet meer wat er verder gebeurde. Geloof dat
het kind van me wegliep. Wou terug naar haar eigen moeder, denk ik.
Woensdag, 19
februari 2003
Droom nummer 27
Baby’tje
Ik sliep met een klein baby’tje naast me.
Dicht bij me, dicht in mij, onder mij, rondom mij. Een warm donker broeiend
hoopje leven, in doeken gewikkeld. Geurend naar baby’s, naar dierlijkheid, naar
poederpipicrème, naar melk.
Ik zei tegen hen (de anderen) dat ik het
erg vond van N.
Toen moest ik even uit bed. Bij mijn
terugkeer was de baby weg, de lakens lagen wild. Daartussenin vond ik een grote
staart, aan het ene eind was het een leeuwenstaart, aan het andere eind een
luipaardstaart. Ik had hem (de staart, de kloppende staart) in handen.
Wie of wat had dit stukje dier
achtergelaten? Onder het bed vonden we een erbarmelijk hoopje brij. Sporen van
een verscheurd leven.
Dinsdag, 4 maart
2003
Droom nummer 28
We hadden zo’n bijzondere relatie.
Hij kwam af en toe en dan mocht ik hem
zien.
Al mijn pogingen tot toenadering botsten op
een koud afwijzen.
Ach, ik verwachtte niets anders, was dit al
gewoon. Dat zijn houding weerzinwekkend was, kwam niet in mij op. Dacht dat het
zo moest, dat het niet anders kon.
Zij (mijn moeder) had een dom jong
gezichtje, waaraan duidelijk iets mankeerde. Niet symmetrisch en zo, lichtjes
gezwollen. Met haar deed hij het, dat wist ik zeker, zij was een makkie.
Verbaasd ondervroeg ze me: wat was ik toch voor een trien, die me het leven
moeilijk maakte???
Ach, mijn moeder -was zij wel mijn moeder?
Midden in de nacht werd ik wakker, mijn
hart joeg in mijn keel, als een duiveltje.
Donderdag, 27
maart 2003
Droom nummer 29
Dentelle de France
Ik had weer eens een lief. Een van de twee.
Jongemannen, bedoel ik. Boezemvrienden, cherubijnen. De ene (mijn lief)
zonderde zich plotseling af, profileerde zich duideljk, bood zich aan. Eerst
dacht ik dat ik op de andere verliefd zou worden, maar neen, ik was op hem.
Zijn naam was Patrick. Een Ierse naam. Sint
Patrick’s day, bedoel ik.
Patricks moeder leek erg jong van veraf
gezien, maar van dichtbij klopte en dreinde haar huid op haar jukbeenderen.
Klaar om te verschrompelen, een doodsstrijd. Zij had zwart heksenhaar. Geverfd,
natuurlijk.
Als hobby verzamelde zij ‘ongedierte’:
wormen, slakken, meikevers. Zij kwam aandraven met een kistje: daarin bewaarde
zij een verzameling levende wormen, die zij had aangekleed als ballerina’s: met
roze jurkjes, hoepelrokjes, katoenen gebreide accessoires, kleurige linten en
bloemen.
De glibberige lijfjes, gewurmd in satijnen
volants afgeboord met sexy zwarte kant - Dentelle de France - krioelden door
elkaar in de sigarenbox.
Maandag, 12 mei 2003
Droom nummer 30
De Bayou
De vriendin (van de moeder, ikke dus) had
de buggy stabiel op de wegverhoging gezet. Vervolgens draaide zij de baby even
de rug toe, kletste wat met de moeder die haar gerief uit de koffer pakte. Maar
de baby wrong en kronkelde zich krachtig in de buggy. Plotseling had de
vriendin het gevoel dat iets niet klopte. De buggy was beginnen rijden, met de
triomfantelijk kraaiende baby erin. De vriendin schrok zich een ongeluk. Weg,
buggy, weg, baby… Het volgende ogenblik bevond zij zich middenin grote
moerasvlakten. De rizière, The River Po, de Bayou. Moerasarabieren.
Kinderen waadden door de rivier, het water
was ijsblauw en bruiste overvloedig. Er zwommen zeehonden en andere leuke
zeedieren tussen de kinderen door. Veel waterpret. Toch was de tocht eindeloos:
steeds meer watervertakkingen, ontelbare kleine eilandjes en rotspartijen
waarover het water klotste en stroomde met een energie die tegelijk vrolijk
maakte en droevig ook: want Nathalie was op zoek naar haar verdwenen dochtertje,
de oudste. We keken achter ons: aan de horizon de ronde, geruststellende (en
toch ook dreigende) ruggen van olifanten die ook door het water waadden, met
veel gestamp en getrompet. En rechts van ons de diepblauwe, kalme zee, de
oneindigheid.
Jaren later vond Nathalie haar blonde
dochter terug: zij was reeds volwassenen, maar een volwassenheid die kreuken en
deuken en vergankelijkheid verraadde.
Toch was deze droom extreem blond en
zonnig, vond ik.
Friday, 8 august
2003
Droom nummer 31
Cool
We waren ergens op bezoek. Een schitterende
flat, op het gelijkvloers. Een groene haag rondom de tuin. Op de achtergrond het
zuurderige geraas van auto’s.
We praatten over huurprijzen, waarden. De
muren in de flat waren wit. De meubels en bibelots waren leuk, schattig en
trendy. Er waren veel planten, de sfeer was cool. Toch had ik het gevoel dat er
zich in huis vele geheime kamers bevonden.
Eensklaps was het gezelschap aangedikt:
mijn collega’s van op school vroeger.
Ik kreeg twee bloemenruikers (waarom twee?)
en een bureautje cadeau.
Een oud geheimzinnig soort secretaire, met
vele plankjes en laatjes en geheime schuifjes. Het hout was reeds afgebladderd,
maar geen nood. In de laatjes vond ik achtergelaten bureurommel: ook religieuze
prentjes, met daarop: Jezus houdt van jou.
Plotseling had ik het vreemde gevoel dat de
lichtroze glazen vaas op het buffet zich telkens uit zichzelf verplaatste.
Ik deed het schitterende raam (met knap
bewerkte kozijnen en handeltjes) van de flat open. Beneden op het trottoir
praatte mijn dochter met een leuke jongen.
Ook had ik ergens een zoon, een blonde
stommeling, waarvan ik me afvroeg waar ik die vandaan had gehaald. Ruwheid was
niet aan mij besteed.
Monday, 12 april
2004
Droom nummer 32
Nest
Eergisteren gedroomd dat mijn zus ging
trouwen met Lucky.
Ze stonden zelfs in de Knack. M. Zag er
goed uit, met haar nieuwe bril.
Vannacht voorts een gevaarlijk flirterig
gesprek gehad met Nest. Hij maakte enkele ruwe opmerkingen over mijn seksuele
lethargie, dat ik nooit 'in zijn kamer' durfde te komen. Ik zei hem plots, toen
het gesprek reeds over iets anders ging, dat ik wel in zijn kamer wou. Hij
triomfeerde, de sukkel.
Ik werkte in dat vreselijke gebouw met
allemaal gangen en kamertjes en volgestouwde ruimtes vol paperassen en
kantoormateriaal, heel slonzig. En toen had ik een gesprek met een meisje.
Ik zocht Nest en sprak hem over dat meisje
aan. Hoe ik haar eenzaamheid ervaren had.
Woensdag, 15 december
2004
Droom nummer 33
Teruggevonden droom
Ik droomde dat ik met de trein vertrok naar
de Caraïben. Mijn valiezen propvol jurken en ensembles. Merknaam: Rue Blanche.
Eenogige Johnny kwam me halen met zijn helikopter, beschilderd met de
uitbundige kleuren van Christian Lacroix.
De dageraad parelde in aquareltinten, de
heuvels kleurden lichter naar de horizon toe, in tinten van diep kobaltblauw en
koel monastraal blauw. Van superfijn ultramarijn naar bijna rozeachtig chinees
wit. Sepiabruin en de kleur van gebrande groene aarde - en ook schitterend
smaragdgroen.
Eenogige Johnny zei: ach, ik kom hier
eigenlijk alleen maar om vliegles te geven.
Hadden al die meisjes een naam?
Zaterdag, 19
februari 2005
Droom nummer 34
Lippemstiftdroom
Slaapdronken was ik, in het warme donkere
hol onder de dekens, met moeite beseffend dat ik langzaam wakker werd. Het was
halfzeven, of neen, o ramp, nog maar halfzes. Ik draaide nog mee in een zoete
zachte wiegende duistere draaikolk. Daar herinnerde ik mij plots de
lippenstiftdroom, het einde vooral, van dat rode.
Jonge geliefden in de Australische
woestijn. Het waren enkele stellen. Ik was ook een personage, uit de film: Holy
Smoke, met Kate Winslet. We reden in oude trucks en kapotte, verroeste luxewagens
en wat deed François Goossens er plots bij? We hadden dorst, kwamen ergens in
een godvergeten dorp in een godverlaten café.
We zaten te wachten in de tuin. Plots was
er toch volk, dames en heren die zachtjes pratend wachtten op een bestelling.
In de gang, een benauwende, verschrikkelijke gang naar de wc, had Monika gezegd
dat ik eruit zag als een veertienjarige. Maar ik herinnerde alleen maar mijn
verhit gelaat in het zakspiegeltje, de gezwollen lippen.
De mannen gingen samen bestellen. Stiekem
nam ik mijn lippenstift, Rouge Baiser. ik wreef zenuwachtig over de gebarsten
huid van mijn bovenste lip, tekende rood naast de kwestie. Ik verfde ook mijn
onderste lip, mijn mondhoeken zagen té rood, ik zat ernaast, was
‘uitgeschoven’. Toen stifte ik maar raak, mijn mond zag er niet uit, een rijpe
dieprode vagina, een wond.
Ik merkte dat mijn lippenstift begon te
smelten. Ik wou hem terugdraaien in de
huls, maar in plaats daarvan brak hij stuk. Een heerlijk sappig fruitje, een
langwerpig fruitblokje. Ik wreef er mijn hele gelaat mee in, mijn vingers zagen
rood en voelden zalig smeuïg en vettig.
Ik nam mijn mooie roze sjaaltje en begon
mijn handen te boenen, mijn armen, mijn kraag, ik wreef al mijn kleren proper,
want o wee, ik zat onder de lippenstift, ik baadde in de lippenstift, ik zwom
in een diepe zachte droom van rode crème.
Zondag 13
februari 2005
Droom nummer 35
Bijna Valentijn
Het hield zich klaar, aan de oppervlakte.
Een lichte streling, een zuchtje wind.
Daar kwam het - ditmaal een verrukkelijke
windhoos.
Mijn lichaam een luchtballon.
Ik begon te zweven. Ik vloog boven alles en
nog wat. Ik rende me rot.
De vlakte daarna.
Drie vrouwen: de eerste een Georgische, een
schimmige, wiens naam eindigde op -rian.
De tweede leek op Marylin Monroe.
De derde was hoogstwaarschijnlijk
ikzelf.
Lieveling, ik schenk je deze roos, symbool
van mijn woede, symbool van mijn liefde.
Vrijdag 11
november 2005
Droom nummer 36
(Eindelijk weer) een
erotische droom.
Ik omhelsde de technicus van Jan Bardi.
Ik keek over zijn schouder naar zijn harige
rug.
Zijn huid was rood en stoer.
De haren stonden stijf rechtop.
Ik vloog pal naar onbekende hoogten.
Mijn benen openden zich als een schaar.
Daar voelde ik onmiddellijk zijn sussende
vingers.
Zij streelden mijn energiestromen, leidden
ze als een bliksemafleider naar het hellevuur, naar een zoete sluimer.
Heerlijk, hemels genot.
Woensdag 7 maart 2007
Droom nummer zevenendertig
Ik bevond me in mijn tuintje.
Een leeuw en een luipaard renden in een
wervelende cirkel rondom me.
Ze renden achter elkaar aan.
De leeuw beet de luipaard in de keel,
daarna was het de beurt aan de luipaard.
Ze klauwden, lieten weer los en renden dan
weer bezeten in het rond, brullend en struikelend en vallend.
De wildheid.
Het was een lawaai van jewelste.
Ik stond daar, verlamd van angst.
Ik mompelde steeds maar tegen mezelf: niet
bewegen, niet bewegen, niet bewegen….
Ik vertelde N. de volgende ochtend over mijn
droom.
‘Je droomde over de katten,’ zei ze.
‘Wanneer Minky en Attila vechten voor de
brokjes.’
Zondag 24 maart 2007
Droom nummer 38
Betsy’s droom
Ik werkte in een broodzaak.
Ik had reeds 120 broden voor de klanten
ingepakt.
Plotseling veranderden de broden in kleine
slapende mensjes.
Ze lagen op het rek in embryonale houding,
klaar om verkocht te worden. Ik pakte ze geduldig in, één na één, in de
crèmekleurige krakende papieren broodzakjes.
Mijn bazin was niet tevreden over de manier
waarop ik de mensjes in de zakjes deed. Zij demonstreerde luidruchtig hoe het
wel moest.
Woensdag 4 april 2007
Droom nummer 39
Her groepje mensen waartoe ik behoorde
slonk zienderogen, telkens vielen er een paar weg. Tot N. alleen achterbleef,
zij had de wereld, het rijk voor zich alleen.
Droom nummer 40
Ik was weer met de collega’s. Het
schooljaar herbegon, ik pakte mijn mappen en notities in.
Toch was dit niet nodig: we gingen op stap.
Een boerderij bezoeken. Het varken in de modder was enorm, een rozige
uitdeinende vleesklomp.
Het lag daar te snurken, in volkomen rust.
Het lag daar vredig, volstrekt genietend
van zichzelf.
Dinsdag 16 oktober 2007
Droom nummer 41
Ik droomde dat A. verliefd was op een mangaprinses.
Zij leek op N., maar dan toch weer niet. Een rijzig meisje, met kortgeknipt
donker haar, in carré. Zij was heel zelfzeker en keek naar niemand om. En ze
was eigenlijk niet Aziatisch.
Maandag 22 oktober 2007
Droom nummer 42
Ik droomde dat ik een andere man had. Hij
leek op een personage uit de documentaire gisteren, over de Italiaanse maffia.
Toch was hij een heel lieve en brave, besnorde, rondkoppige man.
Wij hadden nog niet samen geslapen. Tom Boonen,
in vol rennersornaat, kwam raad geven over mijn seksueel welgevoelen. Mijn
vagina en omstreken werden in kaart gebracht, de gevoelige regionen uitgetekend
en benoemd.
Ik vond dit eigenlijk allemaal een beetje
overbodig.
Droom nummer 43
Betsy’s droom 2
Gisterochtend in de gietende regen om acht uur reeds de deur uit, was maar thuis in de namiddag om halfdrie. Telefoontje van Betsy die samen met Samy op blitsbezoek wou komen en het werden weer weirde momenten: Samy in een nieuwe jas waarop hij zo trots was dat hij hem pas na een half uurtje wou uitdoen, hij zei voortdurend (in het Engels, deedjaavoeee, deedjaavoeee) dat hij een déjà-vu ervaring had en drentelde onrustig heen en weer.
Betsy vertelde
ondertussen over haar droom: ze lag in de kliniek voor een blindedarmoperatie
en besefte dat zij al eens was geopereerd, vluchtte weg en kwam in haar pyjama
haar ouders tegen. Haar vader zei dat ze moest ophouden met die flauwekul en
hij was verkleed in een clown.
Ahid kreeg ondertussen
van zijn nicht de telefonische opdracht dat hij zijn jongste zus moest bellen
en het ging natuurlijk weer over de andere zus die via haar jongste zus wou
zeggen (met een detoer via Jeruzalem) aan haar broer dat ze een flatje gevonden
had en ze wou weer niet zeggen hoeveel het kostte. De chemie werkte volkomen en
wij lachtten ons rot, geholpen door witte wijn (wij dronken met vijf twee
flessen leeg) en heerlijke gebakjes.
Maandag 1 december ’08
Droom nummer 44
Meer dan een jaar geleden, mijn jongste
droom
Droom opnieuw. ..
Assad en Anna in mijn
dromen opgezocht (die twee noemen wij prinses Amalia en El Sayed). Zij speelden
een tamelijk ruw balspel: El Sayed kopte de bal telkens weer de hoogte in, met
zijn vierkante kop. Amalia rook naar spruitjes.
Na elke kopstoot was
El Sayeds hoofd meer en meer vervormd, een verschrikkelijke grimas.
Wij zochten N. In de
kelder. We vonden haar, zij hield een dode duif in haar hand, bij het
achterlijf.
Zij at van de duif,
pluimpjes en al, met een wilde beweging van haar mond.
Zaterdag 13 december 2008
Droom nummer 45
Julia droomde dat ze
naast de geest van haar overleden moeder (Anna) aan tafel zat. Wat ze samen
deden was onduidelijk – aten ze een ijsje (met rum en rozijnen van Carte d’Or,
hun lievelingsijs), dronken ze een kopje koffie, sorteerden ze foto’s van lang
geleden, whatever… Anna keek Julia aan
met haar lieve bruine ogen, ze leek erg blij, haar gelaat helemaal roze,
omkranst met zijig witte haren
Julia zoende Anna op
de weke wangen, onmiddellijk herkende ze haar geur. Anna leek als een kind van
Julia’s zoenen te genieten, ze gaf zich maar al te graag over aan de tederheid
van Julia, ze straalde.
Julia was gelukkig
omdat Anna gelukkig was.
Mei 2009
Droom nummer 46
Ik droomde dat ik in
mijn droom een droom zocht omtrent een baby, gewikkeld in doeken. Het was een kind
dat nooit volwassen zou worden, had de dokter gezegd, het kon alleen vegetatief
leven ontwikkelen. Achter het pure engelengezichtje bevond zich een chaos.
Ik zocht mijn droom
op, ik wou verder dromen, zodat ik mijn kind kon genezen. Ik zou de geloken
oogjes open krijgen, ik zou een lach toveren op het fijnbesneden gezichtje.
Maar toen ik mijn
droom vond, was de baby verdwenen. Ik wroette en wroette onder de lakens, onder
de dekens, maar ik vond niets.
September 2009-09-21
Droom nummer 47
Ik had weer een lief.
Een verrukkelijke Engelse jongen, met kortgeknipt haar en stoere laarzen. Ik
was op reis, had veel bagage, prullen, kleinigheden. Al een tijdje hing hij bij
me rond, ik had het niet onmiddellijk in de gaten. Hij sloop rustig om me heen,
reikte me dingen aan. Lachte heel open en vrolijk, ook als hij tegen de anderen
praatte.
Zijn bedaarde
aanwezigheid maakte me niet angstig, integendeel. Plots had ik ook zin om te
glimlachen. Begon iets te vermoeden. Zo moet je het doen, bedacht ik, op die
manier een vrouw het hof maken is de perfectie. Gewoon de chemie laten werken.
Niks overrompelend mannengedrag, met spannende seksuele geladenheid, niks
daarvan. Gewoon geruststellend bewegen rondom een vrouw. Een gracieuze dans
uitvoeren. Een lover, spinnend rondom mijn zachte vlees.
Voor de ontlading was
er nog tijd genoeg.
Ik vroeg of ik hem
mocht zoenen. Dat mocht ik zeker. Een beetje paniekerig begon ik mijn koffers
te pakken: de staaltjes parfum die ik altijd meenam op reis (mijn dure parfum
Pure Poison van Dior liet ik liever thuis) ritste ik bijeen, dacht erover ze in
de roze plastic vuilbak te gooien, maar stopte ze toch in mijn bagage.
Het laatste wat ik me
van deze droom herinner, was het ietwat verfrommeld lapje stof dat hij me in de
handen stopte, met de vraag of ik dit voor hem wou bewaren.
Donderdag 7 januari
2010
Droom nummer 48
De purperen tas
Ik arriveerde op een
school voor een interim-opdracht. Ik droeg een sneeuwwit pakje (jasje, broek)
en was superslank, want ik voelde mijn lenige heupen, mijn magere dijen elegant
heen en weer bewegen in de pijpen van mijn witte plooibroek.
De directrice werd
geassisteerd door een glimlachende mooie man. Krulhaar, prettig blauw overhemd,
jeans. Later bleek hij haar zeventienjarige zoon te zijn, wat ik niet geloofde.
Zijn leeftijd, bedoel ik. Maar hij ontlastte me wel van mijn tas, een
schitterende purperen schoudertas met lederen handvatten en applicaties. Hij
zou de tas voor me bewaren, op een veilige plaats.
In de halfduistere
leraarszaal (want het was kersttijd) babbelden we er lustig op los. Ik maakte
kennis met een dame met opgestoken haar, zij hield van jazz. Een guitig dametje
had glitters aan de hals, een heel mooi decolleté. In een flits zag ik a. (wat
deed hij op mijn school?) Die vrouw begluren. Ik was al bang dat hij haar
interessant ging vinden. Om de jazz natuurlijk. Maar hij keek verbouwereerd
naar haar slierten haar en haar wat overdreven maquillage.
Ondertussen dacht ik
toch wat zenuwachtig aan de leerlingen: welke klassen zou ik krijgen, 1 aa of 1
ab of 2b of 3c een rommelklas met blijvenzitters en Marrokanen en waar bevonden
zich in ’s hemelsnaam de lokalen? De bel ging en ik zocht mijn tas, maar ze was
verdwenen. Ik zocht ze koortsachtig, maar noppes. De directrice reikte me een
andere purperen tas aan, maar gepiqueerd zei ik haar dat het niet de mijne was:
als bewijs opende ik de tas en liet haar de inhoud zien. Waarbij ze moest
beamen dat de sjaal met zwart-wit geometrische figuren niet aan mij, maar aan
een collega toebehoorde.
Ik ontwaakte vaag uit
mijn droom, bevond me in mijn rommelig bed met dooreengewoelde dekens, maar
bedacht toch nog dat ik een klacht zou neerleggen bij de betreffende diensten
voor pestgedrag op het werk. Wat een opluchting, bij het echte ontwaken: toen
ik me weer bewust werd van de realiteit. Ik was gepensioneerd, mijn
schoolcarrière was gedaan, voor altijd, sjloesss. Nooit zou een kerel me nog
mijn tas afpakken, ze zat lekker veilig opgeborgen in mijn kleerkast….
Zaterdag 9 januari
2010
Droom nummer 49
Leprechaun
N. was nog klein, een
peuter. Ze droeg een jurkje en een kleurig gebreid jasje, ze had nog lang haar.
Maar ze was stout, liep altijd weg. Stak de straat over, ik zag hoe ze werd
aangereden. Mensen aan de overkant pakten het lichaampje op, ik had de indruk
dat ze onmiddellijk weer kon lopen. Oef, ze had niks. Maar plots waren ze allen
verdwenen: mijn dochtertje, de mensen.
Ik zocht mijn kind,
deed overal navraag. Plots was daar iemand die me geruststelde; de rij met
schoolkinderen zou zo naar buiten komen, ze was er gewoon bij.
Ze kwamen, mijn
dochtertje werd er uitgepikt en mij toegewezen. Maar het was een ander kind,
een vreemd lang meisje met donkerblond haar en een stijve, statige pas. Het was
mijn dochter niet. Ze was omgewisseld voor een raar lelijk exemplaar.
Een wisselkind, een
leprechaun.
Donderdag 14 januari
2010
Droom nummer 50
A hypnagogic
hallucination
Een dame in luxueuze
bontjas (vossenhuid) met hoed werd achternagezeten door een onduidelijk iemand,
een onduidelijk iets. Zij verplaatste zich als in een computergame, als een
figuurtje uit een Nintendo-spel. Ze schoof vooruit, achteruit, naar links, naar
rechts. Plots rende ze (op hoge hakken) vakkundig de hoek om. Schitterend, ze
was nu volkomen onzichtbaar, ze was verdwenen, foetsjie….
Ik was pertinent
klaarwakker.
Zaterdag 23 januari
2010
Geen opmerkingen:
Een reactie posten