woensdag 13 december 2017

Brieven aan Brodsky

Brodsky en zijn Italiaanse vertaler Gianni Battafava in het besneeuwde Sint-Petersburg

Soms heb ik de indruk dat men mij niet au sérieux neemt, omdat ik eerder grappige teksten schrijf dan treurige, nostalgische of romantische.

Maar in 2017 rondde ik een reeks 'serieuze' poëtische brieven af, geinspireerd door de cyclus Vertumnus, 16 gedichten geschreven door Nobelprijswinnar Joseph Brosky. Deze cyclus is een verhaal omtrent de Romeinse god van de landbouw, de oogst en de vruchten, genaamd Vertumnus.

Fragmenten uit mijn brieven verschenen bijna gelijktijdig online in De Vallei, een project van François Vermeulen, zie


http://devallei.skynetblogs.be/


en ook in een verzamelbundel reisgedichten van Demer Uitgeverij, zie  

http://www.lulu.com/shop/tien-dichters-uit-vlaanderen/rugzak-in-ruil-voor-een-valies/paperback/product-23406642.html




VI
je vertelde me, joseph, dat je vertumnus al jaren geleden
had ontmoet, in sint-petersburg, het vroegere leningrad.
sneeuwkorsten omrandden de trottoirs, de kronkelpaadjes
naar de herenhuizen waren bedekt met bevroren dauw.
daar wandelde je door de nevski prospekt met vertumnus,
die vermomd als je italiaanse vertaler gianni battafava,
zich voordeed als de charmante zuiderling met winterogen.
je besefte niet helemaal, dat je hier te maken had
met een grappige verkleedpartij, getuige daarvan
de schoenen van balenciaga, de pantalon, het overhemd,
het colbert, de rode das en de donkergroene jas. maar de stevige
torso en de beweeglijke snor à la maupassant van je metgezel
spraken boekdelen: dit was de zoveelste metamorfose van
een onsterfelijke god. je zei: jouw aanrakingen, vertumnus
zijn hetzelfde als het aanraken van een astronomisch
aantal cellen, waarmee enkel tederheid evenredig is.


dinsdag 24 oktober 2017

ARABISCHE STEMMEN

Verleden zondag naar Arabische stemmen, een literair programma in ' t Arsenaal in Mechelen, samengesteld door vzw Cultural Bridges in Belgium, in samenwerking met Arsenaal/Lazarus en het Vlaams Fonds voor de Letteren. Met o.a. Rodaan Al Galidi, Hazim Kameledin, Fatena Al Ghorra enz...
Zie https://www.arsenaallazarus.be/kalender/item/arabische-stemmen---
Het was een superleuke namiddag, met een heel interessant debat over vertalen.



 
En stel je voor: ik ontmoette een jongedame die volgend jaar haar master Arabische taal- en letterkunde behaalt aan de KU Leuven. Zij was bereid een gedicht van mij te vertalen in het klassiek Arabisch! Hier komt het: 



sleutelgat
ثُقب المفاح
thaqb al-muftah

we hadden plezierig geshopt, popcorn gekocht
تسوّقنا بلذة، اشترينا بوبكورن
Tasawwaq-na bi latha tin, Ishtaray-na bubkorn

met karamelsmaak, slakkengel voor mijn ouderdomsvlekjes.
بطعم الكراميل، مادة هُلامية حلزونية ضد نقاط شيخوختي.   
Bitaʿm al-Karamaal, madaa halamiyyah halzuniyya did nuqat shiikhuukhatii

maar het was berenkoud. ik dronk een bacardi rum
ولكن كان بارداً للغاية. شربتُ باكاردي رُم
Walakan kana baaridan lil-ghaayah. Sharibtu baakardi rum

in de tearoom genaamd vandaag.
في صالة الشاي اسمها اليوم.
Fii saalah ash-shaay ismuha al-yawm.

~

ik ging net voor het souper rusten op mijn bed.
 ذهبتُ لاستريح في سريري قُبيل العشاء
Thahab-tu liastariih fii sariirii qubayla al- ʿasha

de verwarming stond hoog, ik viel warempel in slaap.
كانت التدفئة تُدفّيء بقوة، وغفيت حقاً.
Kanat al-tadfiʿa tudafiʿ bi-quwa, ghafay-tu haqqan

ik droomde dat mijn dochter en mijn man een woordenwisseling hadden
حلمتُ أن بنتي وزوجي كانا يخاصمان
Halim-tu inna bint-i wa zawji kaana yukhaasimaan

in het sleutelgat van de voordeur van mijn vroegere huis.
داخل ثقب مفاح باب الامامي لبيتي القديم.
 Daakhil thaqb muftah bab al-amaamii li-bayt-ii al-qadiim

het was een groot sleutelgat en de sleutel was ook reusachtig.
كان ثقب المفتاح كبيراً وكان المفتاح نفسه ايضاً عظيماً.
Kaan thaqb al-muftah kabiiran wa kaan al-muftah nafsahu aydan ʿathiiman.

~
ik vroeg mij af hoe mijn huisgenoten in dat sleutelgat
تساءلتُ كيف وصل زميلا بيتي في
Tasaʿl-tu kayf wasalaa zamiilaa baytii fii

terechtgekomen waren. plots kropen zij uit het gat,
ثقب هذا المفتاح. فجأةً يخرجان من الثقب زاحفاً،  
Hatha suqab al-muftaah. Fajaʾtan yakhrukaan al-thaqb zaahifan,

of liever zij vloeiden eruit, net zoals in het sprookje
او بوجه الدقة يخرجان سالاً، مثل حكاية
Aw biwijah ad-diqqa yakhrujaan saalan, mithl hikaayat

van aladin en de wonderlamp. daarna zag ik mijn echtgenoot
علاء الدين والمصباح الساحري. ثم رأيتُ زوجي
Alaaʾ ad-diin wa al-misbah as-saahirii. Thumma raʾytu zawji

plechtig en streng enkele sleutels uitproberen in het bewuste sleutelgat.
يجرب بعض مفاتح في ذات الثقب بصرامة ورصانة
Yujjarib bʿad mafaatih fii al-thaqb thaat bi-saraamah wa rasiin.

~
ik werd wakker want ik moest zo nodig eten.
استيقظتُ بسبب حاجتي للأكل.
Istaykath-tu bisabab haajatii lil-alk

waar is a. vroeg mijn dochter. hij probeert een sleutel uit, zei ik
اين (أ) سألت بنتي. إنه يجرب بعض المفاتح، قُلتُ.
Ayna A. saʾalat bintii. Innahu yujarrib baʿad al-mafaatih, qul-tu.

Vertaling: Desiree Custers

vrijdag 6 oktober 2017


Kazuo Ichigiro de Nobelprijs! Fantastisch!

Reeds in 2015 schreef ik een bespreking van The buried Giant, een omstreden werk van deze auteur. Tommy Wieringa vond dit een rotboek. Hij vond ook dat Kazuo niet kon schrijven en insinueerde dat deze auteur aan ernstige  darmklachten leed toen hij aan dit boek werkte. 
Wieringa kan niet schrijven, of althans niet lezen.

Foei! Daar gaan we weer! Soms heb ik de indruk dat het in het benepen literaire wereldje bon ton is te schelden en zich onhoffelijk te gedragen. Of is dit typisch mannelijk machogedrag?

En tout cas, Kazuo Ichigiro heeft gewonnen! Bravo!

'Au VIe siecle de notre ère, une paix relative regne entre les Bretons et les Saxons, qui se partagent l'actuelle Angleterre. Axl et Beatrice s'aiment depuis si longtemps qu'ils ont oublié peu a peu ce qu'ils ont vécu dans le passé. Avant que la mémoire ne leur manque, ils veulent retrouver leur fils unique, parti s'etablir dans un autre village à l'Est. Mais, pour le rejoindre, ils vont devoir traverser le dangereux territoire de la dragonne Querig et ses brumes éternelles...'

Uit mijn literaire pagina's op http://blog.seniorennet.be/yasmin/

de laatste dagen drijf ik op wolkjes van geluk.

heb net een wondermooi boek uitgelezen, van kazuo ichigiro: the buried giant, in het frans le géant enfoui. het einde is intriest. maar toch kon het niet anders eindigen, vond ik.

het was het enige juiste einde.


kazuo ichigiro, alhoewel hij in engeland is opgegroeid, heeft zijn roots niet verraden.


hij is de schrijver van het vliedende leven.


om bij te huilen om zoveel schoonheid.

ik wil nu voor een tijdje geen roman meer lezen, om in the mood te blijven. als ik nu rommel lees, is dit zinderende gevoel weg.

ik wil het nog even bijhouden.


Juni 2015

woensdag 4 oktober 2017

de dikke pfeijffer



Samenstelling: Ilja Leonard Pfeijffer, Prometheus, 2016

https://www.libris.nl/boek/?authorTitle=ilja-leonard-pfeijffer/de-nederlandse-poezie-van-de-twintigste-en-de-eenentwintigste-eeuw-in-1000-en-enige-gedichten--9789044631975/

https://youtu.be/udwigygzhWs

Ongelooflijk maar waar! Sinds december 2016 sta ik in de dikke Pfeijffer! Ik voeg hier onmiddellijk een artikel uit De Standaard aan toe, waarin zelfs mijn naam vermeld wordt! 

Het is wel al een jaartje geleden, maar iedereen zegt dat ik een beetje meer moet stoefen over mezelf..... en dit was een van mijn laatste 'wapenfeiten'. Ben er nog trots op ook! 
  

Bloemlezing: De ‘Forse Pfeijffer’: niets om bang voor te zijn



Zoals het nooit eerder is gezegd

Poëzie. In zijn armdikke gedichtenkrans scheidt Ilja Leonard Pfeijffer de romantische schapen van de avontuurlijke geiten. Voor de poëzieliefhebber is deze bloemlezing een evenement. Jeroen Dera

Ilja Leonard Pfeijffer (samenstelling)

De Nederlandse poëzie van de twintigste en de eenentwintigste eeuw in 1000 en enige gedichten.  
Prometheus, 1.434 blz., 29,95 €.

80 van 100

Twaalf jaar nadat Gerrit Komrij de actueelste versie van zijn Nederlandse poëzie van de 19de tot en met de 21ste eeuw in 2000 en enige gedichten bezorgde, heeft Ilja Leonard Pfeijffer een bloemlezing gepubliceerd die – zo hoopt hij – ‘nergens enig ontzag verraadt voor gevestigde reputaties, inclusief die van Komrij’. De verschillen tussen de Dikke Komrij en de Forse Pfeijffer zijn evident. Niet alleen is de negentiende-eeuwse literatuur, op de Tachtigers en een verdwaald gedicht van Soera Rana na, bij Pfeijffer definitief historische letterkunde geworden, ook heeft Komrij’s voorkeur voor lichtvoetige anekdotiek plaatsgemaakt voor een meer experimentele inslag. In zijn inleiding spreekt Pfeijffer zich uit voor ‘avontuurlijke’ poëzie: hij selecteerde het liefst gedichten die ‘raar’ zijn, die ‘de natuurlijke hang naar muzikaliteit met verve exploiteren’, die iets zeggen ‘zoals het nooit eerder is gezegd’. Dat gaat ten koste van ‘welluidend gepolijste kleinoden van geraffineerde mooisprekers’, maar vooral van ‘verstilde observaties die ten onrechte voor poëtisch doorgaan’. Niet voor niets nam Pfeijffer van zichzelf een gedicht op waarin hij afrekent met de zogenaamde ‘verwonderingspoëtica’: ‘Wie nu nog durft te schrijven, heeft de dure plicht/ iets méér te leveren dan een zesmingedicht/ dat met verwondering naar de ontroering kijkt’.

In de praktijk betekent Pfeijffers afkeer van verstilde observaties dat een veelvuldig bekroond dichter als Judith Herzberg uit de boot valt. De afwezigheid van haar vaak gebloemleesde gedicht ‘Ouderdom’ mag een statement op zichzelf heten, zeker omdat Pfeijffer – niet zonder gevoel voor polemiek – plaats inruimde voor ‘objectief slechte gedichten die zo bekend zijn dat ze tot ons collectieve geheugen zijn gaan behoren’. In dat licht vallen wel meer omissies op: zo ontbreken Andreus’ ‘Liggen in de zon’, Buddingh’s ‘Pluk de dag’, Van de Woestijnes ‘Wijding aan mijn vader’ en enkele klassiekers van Elsschot, wiens erven naar verluidt geen toestemming voor publicatie gaven. Opmerkelijk is ook dat Pfeijffer (principieel?) geen fragmenten opnam uit Gorters ‘Mei’ of Leopolds ‘Cheops’, terwijl dat nu uitgerekend voorlopers zijn van de talige traditie die de bloemlezer in zijn inleiding omarmt. Het belang van die traditie blijkt ook ondubbelzinnig uit de grote hoeveelheid experimenteel georiënteerde auteurs (H.H. ter Balkt, Hugo Claus, Lucebert, Tonnus Oosterhoff, Paul van Ostaijen) onder de tien uitverkorenen van wie Pfeijffer het maximale aantal van twaalf gedichten opnam.

Vlaamse avonturiers

Waar de bloemlezing van Komrij uit 1979 door literatuurhistorici als een ‘steen in de vijver’ omschreven is, omdat ze de dominantie van de Vijftigers in de naoorlogse poëzie radicaal ter discussie stelde, doet Pfeijffers werk vooralsnog minder stof opwaaien. Anno 2016 zijn we wellicht te zeer doordrongen geraakt van de subjectiviteit van elke selectie om ons al te druk te maken over de vraag waarom Pfeijffer niets opnam uit Van Ostaijens werk vóór zijn Berlijnse jaren. Vandaag spitst de discussie zich vooral toe op de sociologie van het selecteren: hoe is de verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke dichters, tussen Nederlandse en Vlaamse, tussen dichters met westerse en niet-westerse wortels?

Pfeijffers afkeer van verstilde observaties betekent dat een veelvuldig bekroond dichter als Judith Herzberg uit de boot valt

Wat genderverhoudingen betreft slaat Pfeijffer niet eens een modderfiguur. Weliswaar is slechts zo’n twintig procent van de opgenomen dichters vrouw, maar bij de geselecteerde auteurs onder de veertig jaar is de verdeling nagenoeg fiftyfifty. Problematischer is de ondervertegenwoordiging van Vlaamse poëzie. Niet alleen beslaat die slechts zo’n twintig procent van het totaal, ook valt op dat veel Vlaamse dichters die bij uitstek voldoen aan Pfeijffers ‘avontuurlijke’ eisen nogal mondjesmaat vertegenwoordigd zijn. Zo nam hij slechts één gedicht op van Michel Bartosik, Dirk van Bastelaere, Mark Insingel, Marcel van Maele en Lucienne Stassaert – toch niet de minsten als het erop aankomt iets te zeggen ‘zoals het nooit eerder is gezegd’. Erik Spinoy en Jan Lauwereyns, beiden auteurs van een omvangrijk en belangwekkend oeuvre, moeten het met twee gedichten stellen. Dat steekt toch wel erg schril af tegen bijvoorbeeld de Nederlandse beloftes Bernke Klein Zandvoort en Kira Wuck, die respectievelijk vier en vijf gedichten uit hun nu ook weer niet zó revolutionaire debuten geselecteerd zagen.

Revelaties

Het neemt niet weg dat Pfeijffers onderneming heel wat moois boven tafel heeft gehaald. Een goede bloemlezing prikkelt toch vooral om verder te lezen in de oeuvres van de opgenomen dichters, en in die ambitie slaagt dit kloeke boek met verve. De grootste revelatie was voor mij de Antilliaanse auteur Charles Corsen, die me trof met sociaal bewogen en ritmische gedichten, maar dankzij Pfeijffer ontdekte ik ook Sieger M. Geertsma (‘Glooiing maakt van jou een tere pop, een non toch lachend’) en Nicole Van Overstraeten (‘ach, in een gesprek worden bloemennamen niet meer/ genoemd, de namen van bomen, mist of regenwolken’).

Natuurlijk bevatten die ruim dertienhonderd pagina’s ook gedichten die je doen afvragen waarom Pfeijffer ze in hemelsnaam geselecteerd heeft, zeker als het poëzie betreft waarin elke vorm van raarheid of originaliteit lijkt te ontbreken. De rehabilitatie van H.W.J.M. Keuls (een oubollig sonnet), Leo van Breen (ironische rijmelarij) en Arie Visser (een van de grootste clichés uit de bloemlezing: ‘ik was op weg naar het licht/ maar ik kwam uit bij ijskoud vuur’) valt moeilijk te rijmen met Pfeijffers wens om een boek af te leveren dat een getuigschrift wil zijn voor het belang van de poëzie.

Toch is deze bloemlezing dat wel. Wie De Nederlandse poëzie van de twintigste en de eenentwintigste eeuw in 1000 en enige gedichten leest, moet wel erg weinig plezier aan taal beleven om niet door een groot deel van de hier opgenomen gedichten getroffen te worden. Hoewel in de poëziewereld het laatste woord nog niet gezegd zal zijn over de selecties die Pfeijffer heeft gemaakt, kunnen lezers met dit boek wellicht hun weg vinden naar de Nederlandstalige poëzie, óók naar dichters die in de eenentwintigste eeuw hun doorbraak beleefden. Voor wie denkt dat meer dan duizend pagina’s poëzie hem of haar te veel wordt, ontleen ik intussen het devies aan een openingsregel van Onno Kosters, uit zijn gebloemleesde gedicht ‘Vangst’: ‘Niets om bang voor te zijn, echt niet.’

De Standaard - Vrijdag 23 december 2016 - Cultuur en Media
 








maandag 18 september 2017

Underground

Op mijn blog http://blog.seniorennet.be/yasmin/ plaatste ik een bericht over mijn fascinatie voor underground literatuur.

Ik vraag me af of Sonja vom Bracke, Eline Ruuth enz... hun teksten spontaan schreven of er veel aan hebben gewerkt.

Zelf heb ik enige dromen van mij verzameld (zie mijn dromen-pagina) omdat zij mij ook lijken te passen in dit soort literatuur: het absurde, het onverwachte, de besmuikte erotische spanning...

Heb ze een beetje bewerkt, vooral verdicht.
Daar gaan we: 



Oorbel

Aan tafel had hij iets fenomenaal kwetsend tegen me gezegd en ik was waardig opgestaan en had het gezelschap verlaten.



Er was iets met mijn zilverkleurige oorbellen, de oorbellen die ik op een plaatselijke presentatie in de lokalen van de Joepie had gekocht. Het waren vierkante oorbellen met binnenin prachtig filigraan van zilverkleurige draden.



Oeps! ik was 1 oorbel kwijt. Maar bij thuiskomst lag die verloren oorbel op het kastje. Ik besefte dat ik en attendant in de andere oorlel een kleine oorbel had bevestigd, met een amberkleurig steentje.



Maar wat was ik blij dat mijn zilveren paar oorbellen weer volledig was!



De volgende dagen liep ik zo gelukkig rond, de collega’s die eerst een beetje gegeneerd waren omdat ze zich de scene aan tafel herinnerden, keken verbaasd naar mijn stralende glimlach.



De kerel die me had beledigd besnuffelde me, zocht naar een voorwerp met zijn handen in mijn decolleté … waarnaar  … ik weet het niet, maar ik liet het grinnikend toe, want wij waren weer bevriend.



Ik herinner mij niet meer of hij een beruchte collega was, of de dorpsgek, of een vreemde bezoeker. Hij had bolle wangen, een dikke sensuele mond en krulhaar. Wie, maar wie was die man?





NO




Net voor ik wakker werd doemde een masker voor me op, een wit masker, zoals in het No theater. Perfect ovale gelaatsvorm, grote starende ogen, zwart omrand. Het masker naderde, het werd  meer en meer angstaanjagend. De oogkassen leken zwarte, gevaarlijke gaten.



Zelfs toen ik definitief ontwaakte en me aarzelend bewoog in bed, bleef het masker net vóór mij zweven, de ogen staarden me dreigend aan. In het geheel duurde dit maar een paar tellen. Ik was wakker en droomde tegelijk. Ik keek en ik keek terug, mijn gelaatsspieren deden pijn en ik had kramp. Daar zag ik de vertrouwde contouren van mijn slaapkamermeubeltjes.



Had de indruk dat ik door strak te staren het No-masker had doen verdwijnen. 
Maar gerust was ik er niet op.

I have not yet spoken about the ninth dream type, which I call wrong waking up, occurring always near awakening. We have the sensation of waking up in our ordinary sleeping-room and then we begin to realize that there is something uncanny around us; we see inexplicable movements or hear strange noises, and then we know that we are still asleep.


Uit: A Study of Dreams, Frederik van Eeden.





Droom nummer 97


Volgens oude boeddhistische voorschriften moet je inslapen op je linkerzij: zo wordt het hart minder belast! Levensregels van de sharia zeggen idem dito. In mijn droom lag ik echter op mijn rechterzij, een shrimp. Het is te zeggen, ik lag niet in rechte lijn, maar in een boog. Een roze garnaal. 



  1. lag achter mij, dicht tegen mij. Die zachte mannelijkheid. Hoe zeggen ze dat, lepeltje, lepeltje. Voelde me warm en gelukkig. Zweefde als het ware, alsof ik droomde en droomde in een droom. Glimlachend, glimlachend als een godje.
  2. ewoog (eindelijk) een harige hand naar mijn onderlichaam? Mijn schaamlippen en venusheuvel omsloten. Gekoesterd konijn. Genieten. Toen wakker geworden tegen heuvels van dekens, mijn vingers graaiend in mijn kutje.
  3. alled the fourth type, of dreams, vivid dreaming, differs from ordinary dreaming principally in its vividness and the strong impression it makes, which lasts sometimes for hours and days after waking up, with a painfully clear remembrance of every detail.
  4. reams of the fourth type are generally extremely absurd, or untrue, though explicit and well-remembered. The mind is entirely dissociated and reintegration is very defective.
  5. Uit: A Study of Dreams, Frederik van Eeden.
 

Arabische en Afrikaanse SF: het verleden opeisen, over het heden nadenken, de toekomst onder de ogen

Arabische en Afrikaanse SF: het verleden opeisen, over het heden nadenken, de toekomst onder de ogen zien Inleiding Alhoewel fervente ...